dinsdag 18 februari 2014


De verdwijning


     Dit verhaal begint met een bijzondere zin, die in een politierapport niet zou misstaan: Op 17 december 2013, 6 uur 55 pint Lucas Casimir Woudstra 50 euro uit een automaat, gelegen nabij station Diemen. Het is nog donker en het regent zachtjes. 95 minuten later ziet de bestuurder van een intercitytrein een jongeman op het spoor staan. De trein rijdt waarschijnlijk over de 100 km per uur en Lucas wordt verslonden door de stompe neus van de intercity en  meters verderop in stukjes terug gevonden.

    Ik ben zijn vader en zit op het bed van mijn overleden zoon deze regels te schrijven. Als ik mij voorover buig om mijn laptop te beroeren zou ik hem kunnen zijn: zo zat hij hier ook, de laatste weken van zijn 24 jarige leven, bezig zijn lange afscheidsbrief te schrijven, zo blijkt nu.

   Eergisteren viel er een groenige enveloppe  van de Ing-bank bij ons in de bus met daarin zijn laatste afschriften, ik opende haar ongeveer een maand na de fatale zelfmoord en zag toen de afboeking van 6.55 uur, de laatste pinactie van mijn zoon.
Het lijkt welhaast een bericht uit het hiernamaals, een volslagen bizarre groet van hem. Deze afboeking nestelde  zich de rest van die dag in mijn verdrietig brein.
    Waarom 50 euro opnemen als je even later onder de trein vermorzelt gaat worden?  Zou hij toch getwijfeld hebben? Met zo een groot bedrag zou ik iets van plan zijn, een aktie uitvoeren. Aan de andere kant: misschien was de pinautomaat niet in bezit van 20 euro biljetten en was 50 een volgende optie.
 Het was nog vroeg in de ochtend en Diemen is geen metropool.

  Een medium, bezocht door Anouk, mijn vrouw, had doorgekregen dat Lucas nog uren rond station Diemen had rondgedoold, onderwijl zijn leven overdenkend. Het bezoek van een uur dat zij aan het medium doet,  speelt zich af op 18 december, een dag na de fatale actie. Puur toeval, de afspraak was reeds een week daarvoor gemaakt. Goed van Anouk om het door te laten gaan, met enige helderheid  zijn de ouders geholpen, wellicht. Medium Tanja zegt dat onze zoon enorm schrikt van de klap die hij te verduren krijgt. Dat het zo een verwoestend gevoel zou zijn, daar had hij niet op gerekend. Daarna heeft ie grote moeite om zichzelve weer een beetje bij elkaar te krijgen. Hij zweeft nu boven de spoorbaan en schrikt van de commotie (verstoring van de infra-structuur, zegt Tanja) die zijn zelfdoding teweeg brengt. Treinverkeer ligt stil, omleidingen per bus, overal politie, ziekenwagen met personeel etc. zijn nu aanwezig. Politie verzamelt  brok- stukken, resten terwijl Lucas van boven toekijkt. Hij zal wel en niet bij de herdenkingsdienst, die we voor hem organiseren in de Anna Bon, aanwezig zijn. (Zo spreekt het medium). Van deze constatering schrik ik, hierin herken ik mijn zoon opeens volledig. Voorbeeld: ben thee aan het zetten en loop naar zijn kamer:’Lucas wil je ook een kop?’  Stilte. ‘Nee, dank je, pap’.  Als ik in de keuken aan het inschenken ben roept ie:’Ja, doe toch maar!’

     Ik zie hem voor me: Een warrige, in zich zelf gekeerde jongen, lang en mager, gekleed in een bruin jack en blauwe spijkerbroek. Onzekere tred ook. Aan de ene kant vastbesloten om een einde aan zijn leven te maken, maar ook aan grote twijfels onderhevig. Lucas is en was een enorme twijfelaar aan alles, dus ook aan zichzelve. Kleine dingen brengen hem in verwarring, worden denkstof.

       Hij was des ochtends heel vroeg uit zijn ouderlijk huis geslopen, de deur behoedzaam met een zachte klik in het slot laten glijden -voor de laatste keer had zijn fraaie lange hand de deurklink beroerd-  zodat zijn ouders niets zouden horen en voetje voor voetje de trap afgelopen.Eenmaal  op de galerij zag hij hoe donker het buiten nog was. De tl-lampen in het houten trappenhuis waren nog aan! Pasjes, sleutels en zelfs zijn paspoort werden later, al dan niet gehavend, teruggevonden door de politie en aan ons, de ouders, in dichtgesealde plasticen zakjes overhandigd.

     De straten van Amsterdam blijken op dit vroege tijdstip verlaten en een eenzame bus brengt hem naar station Muiderpoort, het station dat in de buurt van het atelier van zijn vader en moeder ligt, daar waar hij ter wereld kwam.
Van hieruit neemt mijn zoon waarschijnlijk een ochtendstoptrein naar Diemen-centraal. Hij arriveert daar rond half 7, stapt uit, loopt rond, pint geld en zoekt naar geschikte plekken langs het spoor. Hij dwarrelt het station af, de plek moet uit het zicht van mensen zijn. Hij wil absoluut geruisloos verdwijnen, geen enkele overlast veroorzaken. Weinig ruimte innnemend, het zou zijn grafopschrift kunnen worden.

   De reis naar Diemen heeft hem hongerig gemaakt, zo vermoed ik nu, en van het opgenomen geld eet en drinkt hij iets bij de geimproviseerde stationsrestauratie.
Galgenmaal. Koffie? Nee, Lucas dronk nauwelijks koffie. Het is wellicht thee of een sapje geworden. Misschien met een paar kant en klare sandwiches er bij.
Of –armoe troef- een gevulde koek.

    Van de 50 vindt de politie iets over de 30 euro terug. Ze worden zelfs later aan zijn ouders overhandigd door de dienstdoende, eerlijke agenten. Het geld ligt onaangeroerd op de grijze boekenkast, naast het eeuwig brandend vlammetje.
Wat gaan we er mee doen, uitgeven? Misschien eten op de Zeedijk bij Nam Kee.
Onze zoon was nogal een lekkerbek en hield erg van de schotel Kou-lou-kay!
Ook het Sushi-restaurant achter het paleis op de dam was 1 van zijn favorieten.
Vooralsnog lijkt het me niets om daar zonder hem te eten. Geen trek.
Zo spreekt zijn vader.

    Hoe kun je iemand, die denkt dat hij er niet mag zijn, zich overtollig voelt op deze wereld, het idee geven dat hij welkom is, dat er van hem gehouden wordt?
Een extentialistisch vraagstuk.
Lucas was in alles weinig gewicht innemend, bescheiden, soms  onzichtbaar.
Was hij nou wel of niet thuisgeweest om de katten te verzorgen?
Geen spoor wees op zijn aanwezigheid.

         De spullen die we uit zijn kamer halen zijn samen te vatten in een paar vuilniszakken, niet om weg te werpen hoor, maar om te bewaren. Een stapeltje kleren, paar boeken een apple-laptop, wat toiletspullen, tafel, eetgerei, 2 stoelen, schemerlamp. Hij doet me denken aan mijn vader Egon Woudstra. Na zijn oplossen in het absolute niets (daar waar hij in geloofde) lagen zijn aardse zaken in een paar keurige stapeltjes op het bed met de groene ribfluwelen sprei. Voor een man die 84 jaar had geleefd waren die bezittingen te verwaarlozen.

        Mijn zoon haalt Egon aan als hij me in een vertrouwelijk samenzijn vertelt, eigenlijk toestemming vraagt, om te stoppen met leven. ‘Pap, ik ben kapot, net als opa Egon’. Ik begrijp direct de ernst van de situatie. Mijn vader repeteerde deze zin staccato vlak voor zijn overlijden en ik voelde, fatalist als hij was, dat het uit was met de koopman. (een andere zin, die laatste dagen).  Zou Lucas meer op zijn opa lijken als ik gedacht had?  Eerlijkheidshalve was die gedachte nimmer tot me gekomen, nu pas, terwijl ik dit schrijf.

       Zo swingend en zelfverzekerd Flora zich ontwikkelde, zo solitair en immer twijfelend was Lucas op het einde van zijn leven. Alsof hij zich constant  zelf beschouwde, analyseerde en daardoor iedere levensbeweging die zou komen in de beginfase daarvan afkapte. (Door die twijfel.)
Het is natuurlijk vaderlijk gokwerk, maar gesteund door zijn afscheidsbrief en mijn inlevingsvermogen zou het maar zo waar kunnen zijn.

     Voor het eerst van mijn leven word ik getrakteerd op een heuse nachtmerrie.
Raar woord, doet denken aan een vrouwelijk paard bij nacht.
Een paar dagen voor Lucas zijn dood droom ik dit: Eerst is er water, een soort rivier. De golfslag van die rivier wordt in slow motion, haast filmisch in beeld gebracht. Grijzige zwart-wit beelden.
Nu komt er een van takken gevlochten bed in beeld. Er ligt een naakt lichaam op dat bed, armen naast het lichaam, ogen dicht. Ik zie dat het mijn zoon is. Een soort paniekerige blijheid overvalt me. Ik roep hem, maar er is geen reactie. Met mijn armen probeer ik het  bootje van takken te bemachtigen, maar iedere keer als ik een beweging maak drijft Lucas verder weg.
Eindelijk is daar het moment dat ik het gevlochten bed aan kan raken.
De daaropvolgende seconde vliegt Lucas met takken en al in brand, hoge vlammen!
Ik word met een schreeuw wakker en zit recht op in de echtelijke sponde.
De dag die daarop volgt is de droom verdwenen, denk er niet meer aan en verpleeg Lucas net zo als de weken daarvoor.
In 1983 zag ik in een Amsterdamse bioscoop op een maandagavond de film over de iconenschilder Andrei Roublev, geschoten in 1966 door A. Tarkovsky in zwart-wit.
In die (lange) film zit de scene die ik onlangs droomde! Weet het zeker, een bootje van gevlochten riet met een naakt (vrouwelijk) lichaam aan boord.
Het is haast van een wellustige schoonheid in die film. Daarin drijft het bootje langzaam de rivier af, niemand probeer het tegen te houden ….
In mijn droom is de persoon reeds gestorven, al voor die in vlammen opging,
Bij Tarkovsky is er nog een warm lichaam.

      Het laatste jaar van Lucas in vogelvlucht:
Hij haalt zijn bachelor psychologie, is 1 van de allerbesten zelfs!  Besluit een tussenjaar te nemen, dus even niet verder studeren. ‘Ik wil pas op de plaats maken, even niet stressen, nieuwe mensen ontmoeten, vrienden maken’.   Moeder en vader raden hem af om te stoppen met de studie. In zijn geval (gevoelig, lastig contact makend) kan hij behoorlijk op zichzelf worden teruggeworpen, de structuur van opstaan, dingen doen kan dan ook wegvallen.
Lucas bezoekt regelmatig psycholoog Kees in het Wilhelminagasthuis. Wij, als ouders zijn benieuwd, maar horen nooit iets van wat er besproken wordt.
Na enig aandringen wordt gezegd: Lucas is volwassen, hij bepaalt wat er gebeurt.
Een repeterend mantra zal deze tekst voor ons  worden. Werkelijk iedere zorgorganisatie, van huisarts tot psycholoog houdt zich hier aan.
Door een weinig mededeelzame zoon, die zelfstandig woont en ons op een afstandje houdt, weten wij niet precies wat er allemaal gaande is.
Inmiddels verslechtert de situatie.  Lucas vereenzaamt, als hij thuiskomt maakt ie geen contact, zit op zijn kamertje of speelt uren, vooral ’s nachts interactieve games op de computer. Hij is zelf druk bezig om meer psychische hulp te krijgen, eerst via huisarts, die hem snel doorverwijst. Raakt verstrikt in een traag, stroperig draaiend zorgverleningsweb. Is inmiddels weer gaan studeren, maar merkt tot zijn grote schrik dat hij de studie (daar waar hij altijd briljant in was!) niet kan bijbenen. De drukte van mensen wordt hem ook teveel.
Ik, de vader, mail en bel regelmatig en stel hem voor contact te zoeken met het Amc-vipteam, een team gespecialiseerd in jonge mensen met psychotische klachten.
Mijn zoon is inmiddels aan het einde van zijn latijn door het lange wachten op juiste hulp, doorverwijzing etc. Telefoontjes tussen vader en zoon omvatten nu vaak lange stiltes,  zachtjes huilen, gekuch en korte flarden onsamenhangende tekst.
We bellen doktoren, maar niemand wil ons iets zeggen. Totdat ik om 6 uur in de ochtend uit bed wordt gebeld. Lucas is half bewusteloos in zijn kamer onder de tafel door de politie gevonden en op een brancard afgevoerd en in de psychiatrische kliniek opgenomen,  spuitje gekregen en in een prikkelvrije ruimte opgesloten. Ander woord voor isoleercel.
‘Pap, alsjeblieft! Kom hier naar toe en haal me hier weg’. We halen ons kind op en als ik hem voor het eerst zie in de afgesloten ruimte van de kliniek is hij doodsbang. Ik voel hem trillen als hij me om de hals vliegt.
Anouk heeft thuis zijn kamertje in orde gemaakt en alsof het afgesproken werk is word ik Lucas zijn vertrouwenspersoon en verpleger.
Uren zal ik samen met mijn zoon doorbrengen in deze kamer, terwijl hij in het oude eenpersoonsbed van Anouks oma ligt te slapen, eten, zit te laptoppen en wazig voor zich uit aan het kijken is. De eerste dag praat hij niet maar probeert zijn gedachtes te schrijven, 1 bibberig woord per a-4 vel papier.
Crisisdienst komt inmiddels langs, maar Lucas wordt panisch, want denkt dat ze hem weghalen om weer opgesloten te worden.
Ik voer hem iedere avond een lorazepam tabletje, zodat hij iets kan ontspannen en spreek met hem af dat de dienst niet dagelijks langs zal komen, maar gewoon een paar keer per week. Natuurlijk sta ik er voor in dat hij niet zal worden afgevoerd.
Hij wordt mijn kleine jongen en ik zijn grote alleswetende vader. Voel mijn hart breken, dit is  nieuw voor ons beiden.
We maken soms een kleine wandeling, een blokje om ons huis. Mijn zoon loopt achter me, handen in de zakken van zijn bruine jack, als ik halt houd stopt  hij ook automatisch. Voetje voor voetje schuifelt hij achter me aan. Blik op de grond gericht. Wil zo snel mogelijk weer veilig naar huis. Ik maak thee en geef hem dat ongevraagd, dan hoeft hij niet zelf te beslissen. Hij ligt op bed.
Eindelijk is er adequate hulpverlening aan de horizon gekomen, nou nee opdoemende!
Martijn van Amc-vipteam zou wel eens een reddende engel kunnen zijn, iemand die ook, als het nodig is buiten de lijntjes kan denken en kleuren.
Maar het is wellicht te laat:Lucas is murm en moegestreden door alle zorgtoestanden waarop hij zo lang heeft moeten wachten, moe van kastje-muurtje lopen, constant invullen papieren etc. Zijn angst om weer opgesloten te worden in het gekkenhuis is panisch. Of hier thuis bij pap blijven, maar als paps het niet  redt terug naar de inrichting, zo is zijn angstige denktrant.
De herinnering aan het nachtelijke avontuur in de isoleercel heeft een onuitwisbare kras in zijn hersenpan gekerft. Arme, lieve jongen, je tijd raakt op.
Papa begint het langzaam allemaal te begrijpen, alleen kan ik het nu niet meer met je bespreken, het is al klaar, je bent vertrokken.


 Dinsdagochtend 17 december 8.30 uur worden Anouk en ik wakker uit een diepe slaap. Ik heb weer voor het eerst sinds tijden een hele nacht ongestoord, zonder waken, kunnen slapen. Anouk  loopt naar beneden om thee te zetten.
Ik hoor een gil!  ‘Flocco, kom snel. Lucas is weg!’ We staan nu in zijn kamertje en zien tot onze grote schrik dat zijn bed is opgemaakt.  We houden elkaar vast en mijn vrouw spreekt magische woorden: ‘Flocco, wat er ook gebeurt, we mogen elkaar nooit iets verwijten’.  
Een paar uur later zitten twee rechercheurs  op de bank en vertellen ons voorzichtig, maar met de kracht van een kernraket, dat onze zoon rond 8.30 uur nabij station Diemen bij het krieken van de dag zich heeft laten verpletteren door een aansnellende intercity.
Later die dag sla ik de dekens van zijn keurig opgemaakte bed op,- op zoek naar mijn zoon-  en zie op het onderlaken een a-4 papier liggen.
Dit staat er op: Het is al klaar.






Geen opmerkingen:

Een reactie posten